This is the end, beautiful (South American) friend

14 juli 2015 - Bogotá, Colombia

Wegens een kanjer van een writer's block, de geneugten des zomers en het feit dat we uit de reissfeer zijn, heeft het iets langer geduurd dan oorspronkelijk gepland om dit verhaal te posten. Maar we willen jullie deze langverwachte laatste episode uiteraard niet onthouden!

 

Last hike to The Lost City

Op 19 april moesten we 's ochtends verzamelen in het Wiwa-toeragentschap, waarmee we onze laatste meerdaagse hike naar 'La Ciudad Perdida' ('The Lost City') zouden ondernemen. In het kantoor ontmoetten we ook meteen de mensen met wie we de fysisch zware trip zouden ondernemen. De eerste die na ons toekwam was de Londense Annie, en de drie die ons daarna vervoegden moesten niet zeggen uit welk land ze kwamen: ze hadden namelijk alle drie een rasechte Hollandse kop. We werden vergezeld door Amsterdammer Tom (met typische Amsterdamse mentaliteit), broer en zus Johan en Suze uit Zutphen. Suze werkte en woonde reeds een half jaar in Bogotá, dus zij zou onze beste tolk worden van de Spaanstalige gidsen. Spijtig voor Annie, maar vijf van de zes expeditieleden waren Nederlandstalig. We deden uiteraard wel zo veel mogelijk de moeite om het Engels te gebruiken, maar het was ook nog wel eens fijn om plat Kempisch te kunnen praten (een dialect waarmee je Nederlanders altijd kan laten lachen). Samen met een Duitse en een Australische vrouw stapten we in de oncomfortabele jeep, terwijl de zon zich al stevig aan het profileren was.

Na twee uur over asfalt en een uur over onverharde weg, kwamen we aan het startpunt voor onze tocht. Hier zagen we mensen die nog aan de trip moesten beginnen, maar ook mensen die net terug waren; het verschil tussen beide was dag en nacht. Uit de afgepeigerde gezichten van de mensen die de tocht net hadden afgerond, konden we aflezen dat het niet gemakkelijk zou worden. Na een klassieke stevige Colombiaanse maaltijd, vertrokken we om 13u toch vol goede moed onder een loden zon. Na een tien minuten waren we volledig doorweekt door het vochtige jungle-klimaat. Na een half uurtje wandelen kwamen we bij een swimming hole, die meteen voor de nodige verkoeling zorgde. Voor zo lang het duurde ... 

We hadden voor we de tocht boekten van andere reizigers de tip gekregen om met het Wiwa-agentschap te gaan, aangezien de Wiwa-stam echt in de Sierra Nevada woont, en het agentschap deze mensen als gids gebruikt. Onze gids Manuel wandelde op z'n dooie gemak mee, terwijl bij ons het zweet uit plaatsen kwam die we zelfs niet mogelijk hadden geacht. Naast Manuel wandelden ook zijn twee broertjes mee (18 en 11 jaar, vooral de jongste maakte indruk omdat hij ons ook voorbij snelde als hij er zin in had, zelfs als we dachten een stevig tempo aan te houden). Onze kok/medegids, Juan, was de enige niet-Wiwa van de begeleiders, en met hem kon je al iets makkelijker over alledaagse dingen praten, zoals bijvoorbeeld de Rode Duivels.

 

Teken van leven

Na een dikke drie uur zweten, klimmen en dalen in de prachtige omgeving kwamen we in het kamp waar we de eerste nacht zouden doorbrengen. Voor we konden eten, gingen we nog even een andere natuurlijke zwemvijver aan het kamp uittesten, waar we de ultieme afkoeling vonden, aangezien we niet meer moesten wandelen. Wij waren als eerste in het kamp, maar na een half uurtje kwamen er nog drie andere hikers aan. Zij zouden de tocht doen in vijf dagen, terwijl wij het op vier wilden doen. Zij waren ook met Wiwa-gidsen onderweg, en daarom werd besloten dat we samen verder zouden gaan; zo werd ons sextet dus met drie uitgebreid: Travis uit New York, Rosalind uit Londen en Jonas uit Kopenhagen.
Op dag 2 (en dag 3) stonden we om half zes op om voor dag en dauw te ontbijten en al een stuk te kunnen wandelen voor de zon zich in de hemel stationeerde om onverbiddelijk op ons wandelaars neer te schijnen.
Rond 9u kwamen we in een kamp voor de eerste plons op opnieuw een heel idyllische plaats; keerzijde van de medaille was dat er zich twee teken op mijn lichaam hadden vastgekleefd. Teken in de Caraïben zijn geen dragers van de Ziekte van Lyme: ze plakten dus niet vast en waren bijgevolg eenvoudig te verwijderen.
Na een vroege lunch gingen we verder om in de namiddag getrakteerd te worden op een loeihard en hels onweer, dit enkele uren lang. Julie zag in een bliksemschicht zowaar een echte oranje vuurbal zitten; deze schicht splitste vlotjes een boom in twee, op een honderd meter van Julie vandaan. Verder kwamen dieren zoals krabben en padden in de gietende regen andere diersoorten aflossen om voor ons te supporteren.
Het had zo hard gegoten dat onze kleren en schoenen doorweekt waren (ok), maar ook dat de "droge" avondkleren in onze rugzakken klammig of zelfs nat waren (niet ok).
Na het copieuze avondmaal kregen we de kans om nog persoonlijke vragen aan onze gids Manuel te stellen. Zo kwamen we veel meer te weten over hun cultuur, denkwijze, hiërarchie en hun relatie met het andere geslacht en de natuur.

 

Het pioniersgevoel

De volgende ochtend begonnen we vroeg aan de 1200 treden die ons scheidden van de site van La Ciudad Perdida. Maar voor onze fysisch zeer sterke Julie (heel de reis geen enkele keer ziek geweest) begon dag 3 in mineur: misselijkheid, krampen en diarree waren haar deel. Maar desondanks deze mindere vorm klom ze kordaat mee naar deze fenomenale site, waar we als eersten aankwamen. Daar wandelden we een paar uurtjes, kregen we uitleg en konden we van het uitzicht en de rust genieten. In tegenstelling tot Macchu Picchu, dat dagelijks duizenden bezoekers over de vloer krijgt, komen hier (in het laagseizoen) elke dag maar enkele tientallen toeristen. De reden hiervoor is dat deze "attractie" enkel te bereiken is via deze 4-daagse hike, terwijl bij Macchu Picchu de horden toeristen in bussen aan de deur worden afgezet. Ciudad Perdida is zo afgelegen dat het pas in de jaren '70 ontdekt is, en dus nog maar een paar tientallen jaren door toeristen te bezoeken is.

Na het bezoek aan het complex van terrassen moesten we terug naar beneden en nog enkele uren wandelen tot de laatste slaapplek van de tocht, het kamp van de Wiwa's waar Manuel's vrouw en kinderen wonen. Helaas werden de klachten bij Julie steeds erger: de darmklachten werden frequenter en door de hitte en de vochtigheid verschenen er zwarte vlekken voor haar ogen. Water kreeg ze nauwelijks binnen, laat staan eten. Al goed dat ze de giftige slang die we onderweg tegenkwamen blindelings kon ontwijken.
We kwamen gelukkig allemaal heelhuids aan in het Wiwa-kamp. Bij een snelle duik ter afkoeling verzamelde mijn lichaam weer twee teken. Na het eten voetbalden we nog even met de lokale kinderen, en 's avonds speelden we kaartspelletjes met de rest van onze groep.
's Nachts werden we door een luide snurker en door een slaap-gniffelende Wiwa net iets langer wakker gehouden dan normaal, maar daarna vielen de meesten van ons in een diepe, deugddoende slaap, terwijl Julie door haar lichamelijke kwalen misschien slechts een uurtje kon slapen die nacht.

 

Zweten = weten

De laatste ochtend stonden we al om 5u op, omdat we die dag het warmste deel van het traject (met het minste beschutting door bomen) moesten doen, en er was een heel warme dag voorspeld door de lokale weermannen (die dit kunnen voorspellen door simpelweg naar de hemel te kijken). Bij Julie ging het intussen weer net iets beter, maar nog altijd borrelde de maag en kwam eten er net iets sneller terug uit dan het erin ging. In het laatste rustpunt van de tocht namen we afscheid van Deense Jonas en Britse Rosalind. Zij gingen een extra nachtje in het kamp doorbrengen. In datzelfde kamp leerden we ook een leuke papegaai kennen; hij kwam spontaan op m'n schouder gevlogen en bleef daar een kwartier zitten, en genoot van de watermeloenpitten en de cake (!) die ik hem voederde.

Tijdens de laatste paar uur gingen we nog één keer afkoelen in één van de schitterende natuurlijk swimming holes (waar kleine visjes rond je komen zwemmen en dode huid van je afpeuzelen, zoals je in een duur oord voor veel geld kan laten doen). Na een korte lunch en een vreugdesbiertje om het einde te vieren, gingen we met een snikhete jeep terug naar Santa Marta.
Onderweg kwamen we een uitgebrande jeep van een ander toeragentschap tegen. Enkele dagen later leerden we een Australiër kennen die in die bewuste jeep had gezeten. Blijkbaar was hij iets te zwaar geladen waardoor de motor in de extreme omstandigheden vuur had gevat.

De tocht naar De Verloren Stad was absoluut één van de mooiste dingen die we in Colombia deden, zelfs één van de tofste en mooiste trips van de reis. Heel jammer natuurlijk dat Julie ziek werd, maar voorts was het toch vier dagen genieten, en evenveel dagen op een leuke manier afzien.

 

Ontsnapt aan de Colombiaanse gevangenis

Aangekomen in Santa Marta lieten we onze zeer stinkende kleren (denk aan De Pest) wassen, en lieten we ons (een beetje) gaan op het gebied van eten en drinken, na de full-body work-out de dagen ervoor. Moe maar voldaan kropen we dan ook in ons tweepersoonsbed in een kamer met air conditioning, na 3 nachten buiten in hangmatten geslapen te hebben. Na opnieuw een nachtje in de broeierig hete stad Santa Marta te hebben overnacht, was het tijd om de vakantie in volledige relax-modus af te sluiten.

Na de fysiek zware hike naar De Verloren Stad en vijf maanden aan een stevig tempo door te reizen, waren we toe aan zon, zee en strand. En gelukkig voor ons vind je in de Caraïben enkele idyllische plaatsen die deze drie zaken moeiteloos combineren.

De eerste halte werd het Parque Nacional Natural de Tayrona. Voor je binnen kan in het park moet je een toegangsticket kopen, waarna al je spullen door de Columbiaanse politie minutieus geïnspecteerd worden. Drank, drugs en wapens zijn verboden in het park. Voor ons stond een 12-koppige Zuid-Amerikaanse groep jongeren waarvan de zakken één voor één doorzocht werden. Iemand van het gezelschap had drugs bij en werd meteen de uitgang van het park gewezen.
Wij waren op onze beurt ook zenuwachtig want wij waren 'gewapend' met twee kampeermessen. Toen de politieagent deze vond, zeiden ze dat we ze eigenlijk moesten achterlaten, maar zag het uiteindelijk toch door de vingers. Hij keek vluchtig in Julie's rugzak en bij onze grote backpack die ik droeg deed hij zelfs de moeite niet meer. We waren binnen, messen inclusief.

Een wandeling van een veertig minuten door het snikhete bos bracht ons bij de camping waar we onze eerste nacht in het Nationaal Park zouden doorbrengen. De Caraïbische Zee en enkele Aguila's (het lokale bier) koelden ons af, en na een zelfgemaakte maaltijd zochten we onze slaapplek op. Zoals quasi overal in de Caraïben, konden we ook hier weer voor het goedkope alternatief van de hangmat kiezen, wat we dan ook maar deden om geld te sparen voor versnaperingen.

 

Slapen boven de zee

De volgende ochtend werden we automatisch rond zonsopgang wakker, en de fantastische rozige gloed deed ons meteen op automatische piloot naar het strand trekken voor het spektakel.
Na een ontbijt wandelden we naar de volgende camping, die we bereikten na een nieuwe oververhitte tocht van drie kwartier. Nu kwamen we op de "drukke feestcamping", maar wegens het laagseizoen was er nog niet de helft van het normale aantal bezoekers op de camping. We konden weer tussen tientallen andere mensen in een hangmat slapen, maar voor twee euro per persoon extra kregen we een hangmat in de exclusieve mirador (een hogergelegen uitkijkpunt over de zee en het strand, waar 's ochtends het opkomen van de zon het beste te zien is). We zwommen en zonden de hele dag en 's avonds gingen we in het strandrestaurantje eten (waar iedereen moest eten, aangezien er voor de rest niets was). Hier zagen we Mira terug, een Duitse die we in Ciudad Perdida hadden ontmoet. Zij trok zuidwaarts verder het continent in, dus konden we haar met heel veel tips op weg zetten. Op haar beurt vertelde zij ons dat een vriend met wie ze samen aan het reizen was, die namiddag met een zwaar hoofdletsel naar het ziekenhuis was afgevoerd. Hij lag te slapen onder een palmboom en had één van de gigantische kokosnoten op z'n hoofd gekregen. In cartoons en films is dit grappig, in het echt bloederig ... Hopelijk is het goed met hem gekomen en is hij niet loco in the coco geworden.

Na een koude en natte nacht (de hevige wind voerde de zeedruppels naar onze hangmat in de mirador) bleek dat we toch de goede keuze hadden gemaakt: vanuit de hangmat konden we 's ochtends perfect de lucht en zon van kleur zien veranderen.
Om half 7 volgde een heerlijke ochtendduik in de lege zee (er zat uiteraard wel water in, maar geen mensen), waarna we ontbeten. De rest van de dag was zoals de voorgaande: een beetje eten en een biertje drinken, zonnen, zwemmen en lezen.

In de namiddag besloten we naar de volgende bestemming te gaan. Na dik anderhalf uur kwamen ze druipend van het zweet aan de uitgang van Tayrona en konden we meteen de (heel geairconditionde) bus naar Palomino nemen.

 

Zon, zee, strand en cocktails

Palomino bestaat uit één straat, en enkele zandweggetjes vormen de verbinding tot het strand. We namen een motortaxi van de "hoofdstraat", en tijdens de vijf minuten durende tocht naar een hostel probeerde mijn chauffeur me te overhalen voor hem een IPhone in Europa te kopen, en deze naar hem in Colombia op te sturen. Ik besloot dit niet te doen.

Na het eten gingen we naar de hipste hostel van heel Palomino, waar toevallig hun één-jarig bestaan werd gevierd. In het bijzijn van luidruchtige backpackers (vooral Australiërs), een pooltafel en een live akoestisch Cumbia (Zuid-Amerikaanse dansmuziek) optreden vierden we feest.

Wegens de omvang van Palomino mocht het ons eigenlijk niet verbazen dat er geen geldautomaat was, dus moesten we de volgende dag een taxi nemen naar het dichtstbijzijnde dorp, zodat we de laatste dagen van de reis gematigd-luxueus konden doorbrengen.

In Palomino heb je buiten zee en strand helemaal niets, dus wisten we wat ons de komende vier dagen te doen stond: werken aan onze 'tan', afgewisseld met eten (dagelijks een garnalencocktail) en drinken (dagelijks een cocktail, of twee) in de strandbarretjes en zonsondergangen zien samen met de tientallen hippies die er rond kuierden.

Woensdag 29 april namen we een laatste keer de bus richting Santa Marta om de achtergebleven spullen op de pikken in de hostel. Vanuit Santa Marta namen we de volgende dag het vliegtuig (om tijd te besparen, en omdat het goedkoper was dan een busticket) naar hoofdstad Bogotá.

 

Bogotá: la última parada

Een taxi bracht ons van het vliegveld naar de buurt waar de meeste hostels zijn, maar door een zeer vreemd straatnamensysteem duurde het vrij lang voor we een goedkope en propere hostel vonden. Onze hostel La Candelaría lag in de wijk La Candelaría, toeristisch gezien de interessantste buurt van de stad.
We hadden al van veel collega-backpackers gehoord dat de vele museos de oro (goudmusea) in Colombia absoluut een bezoekje waard zijn, en dat het goudmuseum in de hoofdstad de crème de la crème is. We zagen er inderdaad de meest gedetailleerde stukken van duizenden jaren oud, van klein kinderspeelgoed over juwelen, tot kronen. Het was inderdaad een topmuseum. 's Avonds wandelden we door de gezellige straten van La Candelaría, alvorens vroeg te gaan slapen. Na enkele weken op zeeniveau te zitten, voelde de bijna 3000m hoge hoofdstad (3de hoogste ter wereld, na La Paz en Quito) van Colombia bij momenten toch weer een beetje benauwd.

Toen we een maand geleden in Colombia aankwamen, hadden we contact opgenomen met Juan Carlos, een student uit Bogotá die we in Iguazú in Argentinië hadden leren kennen. We wilden dolgraag met hem de laatste dagen van de reis doorbrengen, maar hij moest dit weekend jammer genoeg veel werken, waardoor we elkaar misliepen. Een typfoutje in één van onze mails aan hem deed hem denken dat we 3 mei pas 's nachts vlogen, waardoor hij voor ons een etentje had gepland terwijl we al op het vliegtuig zaten ...

 

1 Mei: Dag van de Opstand

Onze eerste volledige dag in Bogotá viel op 1 mei. Als reiziger sta je net iets minder stil bij feestdagen, maar de voelbaar grimmige sfeer en een nog groter aantal politieagenten dan normaal op straat, maakten ons wel meteen duidelijk wat er gaande was. In het kielzog van groepjes anarchisten (1 mei is namelijk hun hoogdag) wilden we verder citytrippen, maar alles was gesloten, en de stad vrij verlaten. De betogers hadden ook al veel winkels en gebouwen onder handen genomen met eieren en graffiti; dit was voor ons het signaal om andere oorden op te zoeken.

We namen de bus naar Zipaquira, zo'n 2 uur van Bogotá gelegen. In dit leuk stadje is één van de grootste trekpleisters van het land te vinden, namelijk een indrukwekkende ondergrondse zoutkathedraal. Omdat het de eerste mei was, was het in de kathedraal over de koppen lopen. Hierdoor konden we onze gids ook totaal niet verstaan, en haakten we na een tijdje dan ook maar af, om gewoon onze ogen de kost te geven, zonder de uitleg erbij.

De afgelopen maanden was onze zin in een lekker Belgisch zwaar biertje enorm toegenomen, en toen we 's avonds in een bar in Bogotá Delirium Tremens en enkele andere Belgische lekkernijen op de kaart zagen staan, konden we dan ook niet aan de verleiding weerstaan.

Onze laatste volledige dag van de reis bezochten we het Museo de la Policía, waar we waanzinnig vriendelijk door de vele agenten/museumopzichters begroet werden. In de grootste wapenzaal van het continent kregen we enthousiast uitleg van een agent in opleiding, die er alles aan deed om ons zo veel mogelijk bij te brengen over wapens ... maar er zelf eigenlijk niet bijster veel over wist. Verder in het museum lagen er nog enkele Pablo Escobar-trivia, zoals een jas en een bebloede dakpan van het dak waarop hij werd neergeschoten. Nadat we het museum bezocht hadden werden we door heuse agent-proppers (inderdaad, zoals Kurt Rogiers in de legendarische serie Costa) aangesproken met de vraag of we het politie-museum wilden gaan bezoeken. Handig dat de Columbiaanse politie zo'n groot korps heeft, dan kunnen er makkelijk mensen ingezet worden om bezoekers voor hun museum te ronselen. Hierna gingen we nog naar het museum van de Columbiaanse schilder/nationale held Botero, die wereldfaam op het continent verwierf door zijn schilderijen en beeldhouwwerken van dikke mensen, in geheel unieke stijl.
's Avonds gingen we in een iets duurder restaurant het einde van de reis vieren/betreuren, waarna we nog in één van de vele bars in Bogotá een afscheidsdrankje gingen nuttigen.

Dag 171 (3 mei) van onze reis was de laatste. We gingen nog wat marktjes af op zoek naar enkele souvenirs en werden naar goede Bogotaanse (?) gewoonte door veel mensen op straat aangesproken voor geld, om iets mee te gaan drinken of gewoon om een praatje te doen. Zwervers die we geld gaven vroegen meer en de mensen die we niks gaven scholden ons uit in ons gezicht. Dit zullen we niet snel missen, maar alle fantastische ervaringen in dit magnifiek diverse land (en de vijf andere landen die we bezocht hebben) zullen we nooit meer vergeten.

Met waanzinnig veel spijt in het hart namen we rond de middag de bus naar de luchthaven om terug naar het vaderland te vliegen.

 

Epiloog

Zuid-Amerika, bijna 6 maanden lang heb je ons het beste van jezelf laten zien, maar ook de minder fraaie kanten. 171 dagen lang werden we verrast, verwend en op de proef gesteld door je (meestal) spontane en open inwoners, je lekkere maar soms riskante eten, de vele ontmoetingen met andere backpackers, maar bovenal door de prachtige landschappen, ongerepte natuur, gezellige dorpen en prachtige steden.

Dit was het dan, u zal gemist worden!

Je fans en ambassadeurs voor het leven,

Julie & Jonas (aka The J-Train)

Foto’s

2 Reacties

  1. Tante Carla:
    14 juli 2015
    naar gewoonte ook nu een reactie : dit avontuur gaan jullie je hele leven meedragen! toch fijn dat jullie weer gezond en wel in onze Kempen terug zijn.
    op naar een nieuw avontuur? ooit?
  2. Lina:
    14 juli 2015
    Zalig om terug te denken aan Colombia :-) Leuk dat jullie dat laatste reisverhaal toch nog hebben gepost!!